|
Cours de
perfectionnement à l'écoute de la télégraphie ... textes en hollandais
Plusieurs vitesses
sont proposées : 10, 14, 18, 22, 26, 32, 35, 40, 45
et 50 mots minutes.
TEXTE
N° 1
QUAD of
RAAMANTENNE - QUAD :
Een vierkante raamantenne, loopantenne of quad (qubical quad, "QQ") van
een hele golflengte (1 × ?) heeft in het voedingspunt een impedantie
van ongeveer 112 - 117 ohm. Het is bij zendamateurs een populaire
HF/VHF/UHF antenne. Wij zien dat de vorm van het raam bepalend is voor:
de impedantie in het voedingspunt en de versterking ten opzichte van
een referentie dipool. Van alle regelmatige vormen is een cirkel het
beste en met een versterking van 1.34 dBd ten opzichte van een dipool
in dezelfde positie. Een omtrek van 1.5 ? geeft de meeste winst. Een
driehoekig raam wordt delta loop genoemd.
De geringe versterking van een vierkant is te verklaren door de antenne
te zien als (fig») twee dipolen met een te korte afstand boven elkaar.
De onderste dipool voedt de bovenste via de geknikte uiteinden (met een
hoge impedantie) die men met enige fantasie kan beschouwen als een
openlijn waarvan de draden ver uit elkaar liggen.
Vergroot men de afstanden (fig») van de twee "dipolen" met een
lengte-breedte verhouding van 3 : 1, dan is de versterking maximaal met
2.38 dBd. De impedantie van het voedingspunt is mij onbekend.
Met («fig) op HF een lengte-breedte verhouding van ongeveer 2.028 : 1
zou de impedantie 50 ohm zijn. Om die waarde zo goed mogelijk te
bereiken, moet men experimenteren met de factor 2.028.
Om dat getal te verifiëren heb ik met blauw installatiedraad een aantal
loops voor 70 cm gemaakt. In het midden van de band op 435 MHz was de
SWR = 1.1 bij een afmeting van 25 × 10.5 cm.
De factor is dan 25 : 10.5 = 2.38.
POLARISATIE :
Een verticaal raam met een voeding aan de basis heeft horizontale
polarisatie. Als dat in de zijkant plaats vindt of de antenne gedraaid
90° wordt, dan is de polarisatie verticaal. Ligt het vlak van de
antenne evenwijdig met het aardoppervlakte dan is de polarisatie
horizontaal. De antenne wordt min of meer rondstralend en het
stralingspatroon is afhankelijk van frequentie en antennehoogte.
IMPEDANTIE :
De eerder vermelde gegevens zijn gebaseerd op een antenne die onder
ideale omstandigheden op grote hoogte is opgesteld. Staat de antenne
dichter bij aarde, komen er directoren voor of een reflector erachter,
dan neemt de impedantie van het voedingspunt af en kan bij voorbeeld op
50 ohm gefixeerd worden. Gewoonlijk zullen quads voor 20–80 m relatief
dicht boven de grond hangen, het voedingspunt zal lager zijn dan de
theoretische waarde en in de buurt van 100 ohm komen. Afhankelijk van
de vorm is de impedantie van een ½ ? raamantenne 6 - 10 ohm. Zo'n halve
loop is sterk af te raden omdat de weerstand van de aanpassing en
voedingslijn dan niet meer te verwaarlozen zijn.
AFMETING :
Een quad voor één amateur band heeft een "verkoringsfactor" van 1.02 ?.
De omtrek moet dus groter zijn dan wat gebruikelijk is bij antennes.
Voor bij voorbeeld de 80 m band (3.7 MHz) is dat 1.02 × (300 ÷ 3.7) =
82.7 m. Als het raam gemaakt wordt met geïsoleerd draad, dan zal de
omtrek ongeveer 0.95 × 82.7 = 78.50 m worden.
Kunt u geen volledig raam kwijt, zorg dan dat de totale omtrek (fig b»)
van raam en 2 × voedingslijn ongeveer één golflengte is. Anders gezegd:
van het voedingspunt uit gerekend moet de "omtrek" van antenne en
voedingslijn een hele golf (1 × ?) zijn.
Hoewel de meeste amateur banden een harmonische relatie hebben is het
niet zo dat een raam voor bij voorbeeld 80 m ook op 40, 20 en 10 m een
net zo gunstige SWR heeft.
In de tekening (fig c) ziet u dat een QQ gevoed kan worden door twee 50
ohm coaxkabels in serie te schakelen en met een balun of symmetrische
ATU aan de zender te koppelen.
TEXTE
N° 2
ZENDBUIS
REACTIVEREN, REFORMEREN OF RECONDITIONEREN : 15-aug-2013 :
PE2CJ's eerste ervaring met reactiveren van een
PL519.
REACTIVEREN OF REFORMEREN : Ter voorkoming van vonkoverslag in een
nieuwe of lange tijd niet gebruikte buis is het verstandig om hem voor
te bereiden (reactiveren) op zijn taak. Hij moet door verwarming "op
gang" gebracht of "ontgast" worden om kathode en vacuüm te
optimaliseren. Een residu van gassen wordt verwijderd of geabsorbeerd
en de kathode herkrijgt zijn optimale emissie. Als dat nagelaten wordt,
bestaat er meer kans op vonkoverslag (flash-over) tussen de anode en de
andere aansluitingen. Dat kan een (blijvende) beschadiging van kathode,
gloeidraad en roosters tot gevolg hebben. Verder is een verminderd
zendvermogen mogelijk, waardoor men denkt dat een buis versleten is.
Nog niet meteen weggooien (fig") dus! Het reactiveren gaat het
gemakkelijkste door verwarming in de lineaire versterker. Stel de
anodespanning buiten werking en warm de buis gedurende ongeveer een uur
op met alleen de gloeispanning aan en ventilator uit. (Opgepast: bij
veel keramische buizen moet de ventilator aan blijven). Herstel daarna
HV en laat de buis ten minste een uur lang (met ingedrukte PTT
schakelaar) niet meer dan de opgegeven russtroom trekken. Belast
tijdens dat proces de uitgang met een kunstantenne (dummyload) om
eventueel oscilleren te voorkomen. Na deze behandeling kan met
ingeschakelde hoogspanning en ventilator voorzichtig sturing gegeven
worden. Als alles stabiel blijft mag het stuurvermogen geleidelijk
verhoogd worden tot de opgegeven waarde en kan men vast stellen of de
vereiste maximale stroom al gehaald wordt. Is dat niet zo dan de
opwarmperiode met ruststroom verlengen.
ANDERE METHODE OM TE RECONDITIONEREN : Op internet vindt u allerlei
ingewikkelde, kleurrijke, omslachtige en langdurige procedures om
bovengenoemd resultaat te bereiken, maar probeer het volgende eens.
Thuis doe ik het met een in de praktijk bewezen minder kritische en
veiliger methode. De buis werkt als diode door alle roosters met de
anode ("fig) te verbinden. Dat vermindert de inwendige weerstand van de
buis aanzienlijk. Daardoor kan met een veel lagere gelijkspanning toch
de toegestane maximale anodestroom verkregen worden. Eerst wordt de
buis gedurende een uur opgewarmd met de gloeispanning aan. Daarna komt
een regelbare gelijkspanning erop en door voorzichtig opvoeren stelt
men de maximale toegestane anodestroom in.
DIVERSE BUIZEN : Bij onder ander een 3-500Z is de procedure
betrekkelijk eenvoudig. Met een gelijkspanning van 30 à 40 V heeft men
voldoende om de buis 400 mA te laten trekken als het rooster met de
anode verbonden wordt. Laat de buis eerst een half uur aanstaan met
alléén 4.9 V op de gloeidraad. Daarna komt de "hoogspanning" van
ongeveer 35 V erop en regelt men dat af op een anodestroom van 400 mA.
Meestal laat ik het reactiveren niet langer duren dan een uur of zo. De
buis komt op temperatuur door de gloei- en anodestroom. Een buis wordt
niet gekoeld tenzij een fabrikant voorschrijft dat zijn product (b.v.
keramische buis) gekoeld moet worden als de gloeidraad aan is. Bij een
nieuwe of een lange tijd niet gebruikte buis zal de stroom geleidelijk
oplopen zodat de spanning regelmatig lager gezet dient te worden. Heeft
de voeding een in te stellen stroombegrenzing dan hoeft u er niet
steeds bij te blijven, maar heeft u dat niet, houdt dan de meter goed
in de gaten. De anodestroom kan plotseling oplopen, een teken dat de
buis "beter" wordt. Op een geven moment blijft de anodestroom stabiel
bij een bepaalde spanning, bij voorbeeld 38 V/400 mA. Het reactiveren
kan dan gestopt worden. Als u eerst een betrouwbare buis in de
schakeling probeert, ziet u bij welke minimale spanning er de
toegestane anodestoom loopt. Dan weet u of de te testen buis
vergelijkbaar is met het goede exemplaar. De hele procedure kunt u naar
eigen inzicht verlengen, maar mijn ervaring is dat al na een paar uur
(2 - 5) het proces gestopt kan worden. Een buis is meestal niet meer te
redden als dan de behandeling verlengd wordt, maar het is het proberen
waard.
|
|